Duitse bezetting op het Museumplein: deze villa’s waren hun thuisbasis
Loop morgen in 8 luisterstops het Museumplein rond.
Fietsers komen voorbij, kinderen spelen op het gras, mensen slenteren richting een museum. Het Museumplein is nu een plek van ontspanning., maar wist je dat dit ooit heel anders is geweest?
Dat er rondom het hele Museumplein een ijzeren hek stond met prikkeldraad erbovenop? Het was verboden terrein. Onder grote banieren met hakenkruizen werden speeches gehouden door NSB-leider Mussert en nazi Seyss-Inquart.
Het was een plek die werd gevreesd door Joodse Amsterdammers en verzetsstrijders. Die soms zelfs direct aan dit plein woonden en erop uitkeken. Het was een gevaarlijke plek. En omdat je dat nu niet meer ziet, gaat het vaak aan ons voorbij. Maar niet dit weekend.
Tom en ik maakten samen met het 4 en 5 mei Comité een luisterwandeling over het Museumplein in oorlogstijd. Van de bezette villa’s, het laatste concert van Joodse musici in het Concertgebouw, tot een illegale uitgeverij die ondergronds werd gerund en tonnen verdiende voor het verzet. Het verleden zit vaak dichter onder de oppervlakte dan je denkt. Je moet alleen weten waar je moet kijken.
Zondag 4 mei om 11:00 staan we op het Museumplein, ter hoogte van het Cobra Café, om iedereen op weg te helpen. Aan kinderen delen we een interactieve opdracht uit. Kom je ook?
1. Meesterwerken in veiligheid brengen


Vlak voor de bezetting, in 1939, besloot het Rijksmuseum om haar belangrijkste stukken in veiligheid te brengen, mocht de oorlog ook uitbreken in Nederland. Kijk je in de fietstunnel, aan de Museumpleinkant, omhoog, dan zie je een zwart luik. Een grote brievenbus. We hebben het luik al vaker benoemd, maar wist je dat het ook écht is gebruikt? Via dit luik werd de Nachtwacht, en andere stukken, uit het Rijksmuseum gehaald. Ze werden eerst verborgen in de ridderzaal van kasteel Radboud in Medemblik, en daarna in een ondergrondse kluis in de Sint-Pietersberg bij Maastricht.
Na de oorlog, om precies te zijn op 26 juni 1945, is de Nachtwacht weer teruggekeerd naar zijn oude plekje in Het Rijksmuseum. En dat moest gevierd worden: er is direct weer een tentoonstelling georganiseerd met de toepasselijke naam Weerzien der Meesters. Het werd een enorme publiekstrekker.
2. Een groot talent, een kort leven


De inscriptie boven de ingang van de Teekenschool luidt: "Teekenen is spreken en schrijven tegelijk." Inderdaad, als je iets tekent, vertel je eigenlijk meteen een verhaal. Dat staat hier niet voor niets op de gevel: dit is het voormalige Rijksinstituut tot Opleiding van Tekenleraren, opgericht in 1892 zodat tekenleraren praktijkervaring konden opdoen.
Een Joodse leerling van deze school, Max van Dam, fietste ooit naar Italië om de Biënnale van Venetië te bezoeken. Ook won hij de Prix de Rome, een prestigieuze kunstprijs. Dit was allemaal vlak voor de oorlog uitbrak. Helaas kon hij daarna geen mooie kunstcarrière meer nastreven. Je vermoedt het waarschijnlijk al: toen de oorlog uitbrak, werd hij vermoord in het vernietigingskamp. In Sobibor. Wie weet wat voor werken hij nog had kunnen maken.
De laatste jaren wordt er actief gezocht om zoveel mogelijk van zijn schilderijen op te sporen. Hij was namelijk uitzonderlijk productief voor zijn dood: hij schilderde in zijn jonge jaren al zo'n 300 werken.
3. Geroofde kunst werd opgeslagen in een Oostenrijkse zoutmijn


Ooit, voordat al deze grote villa’s er stonden, stonden hier zeven windmolens uit de 17e eeuw: houtzaag- en graanmolens. Daarna kwam de gemeente met een plan om hier villa’s te bouwen, met als toegangspoort het Rijksmuseum.
Uiteindelijk besloot de gemeente niet het hele plein vol te bouwen, maar een groot deel open te laten. Zo zie je: alleen aan de zijkanten van het plein staan villa’s.
Zie je de pilaren naast de voordeur van nummer 9, onder het balkon? Dit huis werd gebouwd in de stijl van een Italiaanse palazzo, voor de Zwitserse chirurg en kunstverzamelaar Otto Lanz, die gefascineerd was door vroeg-Italiaanse kunst. Hij werkte achter dit huis in de Boerhaavekliniek.
Lanz overleed in 1935. Enkele jaren later trok zijn kunstcollectie de bijzondere aandacht van een meneer Posse, die door Hitler was aangesteld om een nieuw museum op te richten. Dit museum moest het Führermuseum heten en verrijzen in de buurt van Hitlers geboorteplaats. Dit museum, dat nooit is gerealiseerd, moest alle andere musea ter wereld in de schaduw stellen. Posse wilde de collectie van Lanz graag kopen voor het museum. Hij kocht de schilderijen aan via de Joodse kunsthandelaar Nathan Katz en zijn broer Benjamin. Zij waren door de Duitse maatregelen hun kunsthandel kwijtgeraakt, maar konden als werknemer in dienst blijven. Na de oorlog stelden de familie van Katz dat zij bij de verkopen onder druk waren gezet. Zo kon Nathan Katz alleen vluchten naar Zwitserland als hij daarvoor een schilderij van Rembrandt zou overdragen.
De schilderijen werden later teruggevonden in een zoutmijn in Oostenrijk.
Daar hadden de nazi’s heel veel geroofde kunst opgeslagen. Er lagen bijna 5000 kunstwerken, onder andere van Johannes Vermeer. Aan het einde van de oorlog, toen de geallieerden oprukten, gaf Hitler het bevel om alle kunst te vernietigen. Er werden bommen geplaatst in de mijn, maar een groep dappere mijnwerkers greep in: in de nacht van 3 op 4 mei verwijderden zij veel van de bommen en redden zo bijna alle kunstwerken in de zoutmijn.
Deze villa, en bijna alle andere villa’s hier op het Museumplein, waren onderdeel van de installatie van de nazi-macht. Vanuit bijvoorbeeld de villa's op nr 13 tot 19 werd het terroristische bewind van de bezetter over Amsterdam gepland, gecoördineerd en door leger en politie bewaakt en ten uitvoer gebracht.
En hoe makkelijk we nu hier kunnen lopen, dat kon toen in de oorlog zeker niet. Er lagen overal greppels, prikkeldraad, wegafzettingen en bunkers. En zelfs pal voor de deur van het Amerikaanse Consulaat lag een bunker die pas in 1953 is weggehaald.
Nieuwsgierig naar de rest van dit ommetje? Ga naar www.4en5mei.ommetjemettom.nl. De wandeling is vanaf nu beschikbaar.